[33]

Het Geuldal.

Met photografieën van G. S. de Veer Jr. te ’s Gravenhage.1

Landschap tusschen Houthem en Berg- en Terblijt.

Landschap tusschen Houthem en Berg- en Terblijt.

Heuvelen, rood gekleurd door een ontzaglijk tapijt van bloeiende erica’s, waaruit zich hoog verheffen als witte zuilen de zilverenstammen der berken; overal in het onmetelijk rondom kleine kerktorens, als glinsterende zwarte naalden, priemend in de helderblauwe lucht; kleine, snel vlietende riviertjes en beken, hun weg nemend in grillige bochten en kronkelingen, nu eens doorvruchtbare boomgaarden, dan onder dicht begroeide boschjes, dan weer langs weelderig met goudgeel graan bedekte akkers.

Hier, trots, dreigend, steil zich verheffend op den witzanderigen bodem, de massaal hooge rotsen, groen gekleurd door de langeneerhangende spichtige wingerdranken; daar, nederig, bescheiden het kapelletje met het beeld der moeder Gods, te midden vanhet eeuwig groenend dennenbosch.

Ginds een oud kasteel met ronden zwart-leien koepeltoren in een omvangrijk park, onmiddellijk begrensd door een van klei enzandsteen opgetrokken hut met grijsgrauw strooien dak; er achter een kleine moestuin met eenige hoog uitstekende zonnebloemen.

Overal, zoover het oog reikt, een rustige kalmte, een verheven stilte, een enkele maal slechts gestoord door het geblaf vaneen hond, door het gezang van een leeuwerik, hoog in de lucht.... ’n stuk poëzie, ’n idylle.

Ziedaar de Geulvallei.

Een krachtige man, de jas los om het lijf, de donkere oogen diep in hunne kassen, het zwarte haar even uitkomend onder denpet, in tegenstelling met de hem omringende natuur, nooit kalm, nooit ernstig, beenen en armen steeds in beweging, de lippenaltijd geplooid tot een vroolijken lach, de keel immer tot zingen geneigd, levend den dag van heden, zich niet bekommerendom dien van morgen, overtuigd, dat er dan ook bier wordt gebrouwen en [34]dat er den eerstvolgenden Zondag in het een of ander naburig dorp kermis zal zijn, waar gedanst, gezongen desnoods wel gevochtenzal worden..... Ziedaar de type van den zuidelijken Limburger, van den bewoner van het Geuldal, een geheel ander wezen danz’n landgenoot uit andere provincies. Green wonder hij is ook van geheel ander ras.

Zijn de andere bewoners van Nederland afstammelingen van Saksers en Friezen, hij is de nazaat van den Frank; in zijn aderenvloeit nog het bruisende Frankische bloed.

Zijn land is niet groot; ’t is geen wijde uitgestrektheid, waardoor de Geul stroomt. ’t Riviertje ontspringt in Moresnet,in de nog immer bestaande kleine republiek, welke haar ontstaan te danken heeft aan eene vergissing der verschillende afgevaardigdender mogendheden bij het te Weenen gesloten tractaat van 15 Juni 1815.

Nabij het dorpje Epe doet de Geul haar intrede in Limburg, vloeit voort met een noordelijken loop langs Witt

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!