Io voglio il sole, io voglio il sole ardente.
Annie Vivanti.
Gezicht op Taormina.
Wanneer men Italië herhaaldelijk heeft bereisd en zich eenigszins gemeenzaam heeft gemaakt met zijn volk en zijn taal, metzijne zeden en gewoonten, wanneer men daarbij zijn hollandsche pietluttigheid heeft achtergelaten en zich heeft afgewend ommet laatdunkendheid op het eerste gezicht iedere plaats over de grens “een vuil gat” te noemen, wanneer men in het italiaanschevolk iets anders heeft leeren zien dan een volk van bedelaars en men op prijs heeft leeren stellen zijn vriendelijkheid, zijnbeleefdheid, zijn vroolijkheid, in één woord wanneer men is gekomen onder de bekoring van het zonnig Italië, dan begrijptmen eerst recht den hartstocht van de in Engeland geboren en opgevoede dichteres Annie Vivanti voor haar eigenlijk vaderlanden voor haar italiaansche zon, dan begint men iets te gevoelen van haar “ebbrezza del sole”, van haar “zonneroes”.
Als die zon opgaat achter de bergen van Calabrië en haar schitterschijf langzaam komt kijken over den hoogen Aspromonte, danis almee het eerste wat zij ziet het liefelijk Taormina aan de Oostkust van Sicilië tusschen Messina en Catania.
Hoog boven de zee, gekleefd tegen de rotsen, ligt het daar te wachten om zich opnieuw te verkneukelen in het zonnetje datstraks zijn druiventrossen zal komen rijp stoven, zijn oranjebloesem zal laten geuren, zijn lucht zal komen verwarmen, hetzal maken tot een paradijsje op aarde.
Wilt gij een onvergetelijken indruk opdoen, kom dan eens vroeg uit de veeren, zoo tusschen vier uur en half vijf, trek dehoogst noodige plunje aan en spoed u naar de hoogte boven het Teatro greco. Verzuim echter niet den vorigen dag kennis tegeven van uw komst aan den “Custode” daar gij anders het hek gesloten zult vinden van dit “monumento nazionale”. Maar hebt gij hem kennis gegeven dan zal hij niet aarzelen vroeg voor u op te staan en te zorgen dat gij het hek open vindt,ook zal hij u niet boos aankijken als gij hem daarvoor een Bladzijde 90lira in de hand drukt, wie weet of gij, verrukt over hetgeen gij gezien hebt, hem straks niet twee lire zult toestoppen.
Zet u nu eens rustig neder op het hoogste punt, dáár waar vroeger het volk een plaatsje vond, eerst bij de grieksche drama's,later bij de wilde en bloeddorstige romeinsche schouwspelen, en wacht nu eens op de dingen die komen zullen.
Beneden u is het water van de Straat van Messina nog donker van kleur, de kustlijn strekt zich naar beide zijden uit noordelijktot Kaap Sant' Alessio, zuidelijk tot Kaap Schisò en is nog weggedoezeld in de flauwe ochtendschemering. Maar in het Oostenboven Calabrië begint de hemel reeds een lichtgeele tint aan te nemen, allengs gaat die tint over in oranje, van oranje wordtzij goud, het water beneden u krijgt meer en meer die diep azuurblauwe kleur die het tot zonsondergang zal behouden, de zonis op het punt boven de bergen te verrijzen. Haar stralen schieten reeds in alle richtingen boven de scherp geteekende berglijnuit, de hooge top achter u, waarop het dorp Castelmola ligt, is reeds schitterend verlicht, langzamerhand wordt de geheeleatmosfeer om u heen een en al vuur, de zon verschijnt boven de bergen.
En zoo is zij er dan weer, de zo