De Ridders van Aristofanes
[5]
Dit stuk is geschreven tegen Kléon, denvolksleider der Atheners. Hij wordt voorgesteld als een pasgekochtePaphlagonische slaaf, in het huis van den heer Volk (Démos),door wien hij boven de anderen wordt voorgetrokken. Zijn tweemedeslaven smeden nu tegen hem samen, en halen, volgens de woorden vaneen orakel, den worstverkooper Agorákritos over, tegen hem op tetreden, en voortaan over het Atheensche volk te heerschen. In den vormvan een koor verschijnen nu ook de Atheensche ridders(vertegenwoordigers van den ridderstand), en smaden Kléon, diezich tracht te verdedigen door ze bij den raad (der vijfhonderd) aan teklagen van eene samenzwering tegen den staat. Er heeft een scheldpartijen een gevecht tusschen den leêrlooier en den worsthandelaarplaats, en de dichter maakt van de gelegenheid gebruik om zijn harttegenover het publiek uit te storten, om de voorvaderen te prijzen, endoor een lofgedicht op de paarden tevens den ridderstand in de hoogtete steken. De strijd der twee tegenstanders in den raad eindigt met eenoverwinning van den beulingventer, die het van Kléon telkens inonbeschaamdheid wint. Terwijl het koor zich hierover verheugt, wil derazende Kléon thans zijn heer [6]Volk(Démos) zelf laten beslissen. De knorrige oude heer verschijnt,en bepaalt dat de wedstrijd op de Pnyx (den Heuvel) zal plaats vinden,waartoe het ridderkoor een opwekkend lied zingt.—Nadat de heerVolk (Démos) op de steenen zitplaatsen der Pnyx plaats heeftgenomen, vangt de tweede, de ernstige strijd aan. Beide volksvriendenkrijgen nu beurtelings het woord, en bespreken den oorlog en destaatkundige gebeurtenissen van den dag. De een tracht den ander inflikflooierij van meester Volk en bespottelijke dreigementen teovervleugelen. Kléon wil zich door orakelspreuken redden. Deworstenman heeft ze ook. Zij zullen gehaald worden, Démos zal zeaanhooren en dan beslissen; na welk tooneel het koor den naderenden valvan Kléon voorspelt.—In de volgende tooneelen wint het deworsthandelaar in uitlegging der spreuken. Kléon geeft zich nogniet gewonnen, hij ste